Waar herken je faalangst aan?
Veel kinderen en volwassenen hebben er mee te maken: faalangst, de angst om niet te voldoen.
Het start vaak al vroeg en ongemerkt. Kinderen pikken de verwachtingen, eisen en wensen van hun omgeving van jongs af aan op. Dit doen ze ook wanneer ze er niet geheel aan voldoen. Vanwege hun behoefte aan harmonie levert het niet voldoen extra spanning op. Deze spanning wordt naarmate het aanhoudt stress en de stress verandert in angst.
Wanneer jouw kind last heeft van faalangst is het belangrijk om samen te zorgen dat het kinds zelfvertrouwen en het plezier in leren weer teruggevonden wordt.
Faalangst kun je onderverdelen in 3 groepen. Eigenlijk is er altijd wel sprake van een overlap in deze onderverdeling. Dus we hebben nooit maar 1 soort faalangst.
1. Cognitieve faalangst
Cognitie heeft met het leervermogen te maken. Deze kinderen vinden het lastig om te laten zien wat zij aan kennis hebben geleerd. Dit uit zich met name bij het maken van toetsen of momenten van presteren op cognitief gebied. Denk hierbij ook aan spelletjes, wedstrijden en competities die iets van het denkvermogen vragen.
2. Sociale faalangst
Kinderen met sociale faalangst vinden het moeilijk om iets te zeggen binnen een groep(je). Maar het is ook lastig voor ze om een vreemde aan te spreken. Je ziet de sociale faalangst vaak voorkomen bij het doen van een spreekbeurt, boodschappen doen, een telefoongesprek voeren of een vraag stellen in de klas.
3. Motorische faalangst
Dit heeft te maken met de motoriek van het lichaam. Oftewel een angst voelbaar in het lichaam. Sommige kinderen zijn letterlijk verstijfd van angst.
Dit uit zich vaak in de gymles of bij sportdag. Maar denk ook aan een autorijexamen.
Hier de meest voorkomende signalen uit onze praktijk:
• Overstuur raken wanneer een taak niet lukt. Dit komt doordat het kind denkt dat het niet voldoet aan de verwachtingen van de omgeving.
• Fysieke signalen bij uitvoeren taak; rood hoofd, zweten, klamme handen etc.
• Perfectionisme, de lat (te) hoog leggen en vaak ontevreden zijn. Is het resultaat niet zoals het kind dat van tevoren bedacht had, dan is het niet goed. Hierop kan een uitbarsting volgen.
• Het kind mijdt resultaatgerichte taken. Niet beginnen geeft namelijk minder spanning/stress dan starten aan iets wat niet (meteen) lukt.
• Uitstellen. Vanwege de spanning/stress die een taak met zich meebrengt, ziet het kind er tegenop en daardoor schuift het de taak liever vooruit.
• Afhaken en opgeven. Enthousiast starten, maar stoppen wanneer het niet “vanzelf” blijkt te gaan. Dit is vaak goed te zien bij sporten of bij het leren bespelen van een instrument.
• Clownesk gedrag. Door grappen en grollen probeert het kind onder de taak uit te komen en de aandacht van het resultaat te houden.